(klik op de afbeelding voor een vergroting)
(Tekst in de afbeelding): Waarom? Wat is het geheim? Wie schuilt er achter Testbemanning?
Ik zat tegenover HEM en er dreven vreemde schaduwscheepjes langs het plafond. Rondom ons wentelden bandrecorders en uit luissprekers klonken stemmen van ver weg tegen een achtergrond van vijandige geluiden. En plotseling viel het licht uit. Het werd aardedonker in het vertrek… Ik hoorde HEM bewegen – naar links en naar rechts? – en toen sprak hij plotseling van achter me: “Kom, waar is mijn atoomlamp gebleven?” Toen werd het opnieuw licht.
En in dat nieuwe licht zat NIET de afschuwelijke insekt-man van de planeet Mars en niet het groene monster van Alpha Centauri —maar daar zat, glimlachend om zijn luguber grapje, de 48-jarige schrijver CARL LANS, van wie jullie misschien nog nooit gehoord hebben maar wiens werk iedereen in Nederland kent. Sinds kort.
Sinds — om precies te zijn — het ruimteschip Alpha III op zondagavond 15 oktober de ruimte in klom, op weg naar de ringen van Saturnus. Want Carl Lans is de schrijver van het intussen befaamd geworden KRO-hoorspel „Testbemanning”, waarop de helft van luisterend Nederland sinds enkele maanden iedere zondagavond afstemt, ademloos van spanning. Hij is de „geestelijke vader” van commander Joost Ros, van Huub, Jaap en Dirk en van de geheimzinnige geleerde dr. Thomson, die op het ogenblik „ergens in de ruimte” bezig zijn met het ontsluieren van een verschrikkelijk geheim: het mysterie van de radioboodschap uit het onbekende.
(klik op de afbeelding voor een vergroting)
Als jullie geluisterd hebben — en daaraan twijfel ik eigenlijk nauwelijks — weet je waarom het (tot nu toe) gaat. In de buurt van het jaar 2000 hebben geleerden op aarde geheimzinnige radioboodschappen opgevangen, die verzonden zijn in de omgeving van de verre planeet Saturnus. Als die boodschappen ontcijferd zijn blijken ze een verschrikkelijke waarschuwing te bevatten. „Aardbewoners” zo zeggen de seinen „maakt u gereed. Over enkele maanden zal de zon ontploffen en uw planeet zal in een zee van vuur verdampen”.
Geschokt door die monsterachtige mededeling, waarvan de afzender onbekend is, wordt op de Nederlandse raketbasis Oostschiermonnikoog in vliegende haast een ruimtevaartuig gebouwd, de Alpha. Deze reusachtige atoomraket zal op volle snelheid een reis maken naar de planeet Saturnus om contact te zoeken met de onbekende intelligentie, die de aardbewoners gewaarschuwd heeft. Door de grote haast, waarmee gewerkt wordt, verongelukken de Alpha I en de Alpha II, waarvan de zorgvuldig geselecteerde bemanningen om het leven komen. Tenslotte slaagt de Alpha III er in zich van de aarde los te maken. Ze zet, onder commando van Joost Ros, koers naar de geheimzinnige planeet Saturnus. Tijdens de reis gebeuren er vreemde dingen; beleven de mannen avonturen, die duidelijk maken, dat er achter dit alles een duister mysterie schuilt. Is er misdaad in het spel? Of niet? Wie is dr. Thomson? Zoekt hij de ondergang van de Alpha III of….
Dit is de „opengesneden” Alpha III: een tekening, die overeenkomt met de kleurenplaat op pag.30 (Red, zie plaat boven aan pagina). Ze is gemaakt naar een ontwerp van Carl Lans en laat zien tegen welke achtergrond „Testbemanning” speelt.
Vragen, problemen, avonturen, ademloze spanning. Voor de bemanning van de Alpha — maar evengoed voor de duizenden Nederlanders en Belgen, die elke zondagavond aan de luidsprekers liggen en wachten op de ontknoping van ‘t drama. Daar zullen ze overigens nog een hele tijd op moeten wachten, want de nieuwe en nog fantastischer ontwikkelingen tijdens de reis van de Alpha zorgen ervoor, dat de laatste aflevering van „Testbemanning” eerst op 15 april van het komende jaar de ether in zal gaan.
En Carl Lans — jongensachtig verlegen soms achter zijn zware, zwarte snor — is er de man niet naar om nu al te verklappen, welk adembenemend geheim er verborgen ligt achter de geheimzinnige gebeurtenissen aan boord van de Alpha.
Wie is die Carl Lans eigenlijk; wie is de man in wiens fantasie de Alpha III ontstond en het ongelooflijke avontuur van een handjevol Nederlanders in het heelal? Is hij een fantast; een technische bolleboos die gooit met cijfers en formules; een ruimtevaartmaniak, die alleen maar zit te wachten op de eerste de beste gelegenheid om een retourtje-Mars te kopen? Heeft hij vliegende schotels gezien of heeft hij contact met wezens uit de wereldruimte? Misschien had ik daar stiekum op gehoopt toen ik op de bel drukte van zijn huis in Scheveningen. Maar dat viel dan lelijk tegen: het was een doodgewoon huis, waarvan de deur niet automatisch openging en waar doodgewone thee gedronken werd uit alledaagse kopjes. En zelfs het feit, dat Carl Lans in zijn werkkamer zat te grasduinen in zijn rijke verzameling science-fictionlectuur — tientallen, honderden verhalen over de verre toekomst; over invasies van Marsmannen en over reizen in de tijd met machines, die nog uitgevonden moeten worden — veranderde weinig aan de werkelijkheid: Carl Lans is een man als ieder ander; hij heeft handen met vijf vingers en hij rookt zijn sigaretten op dezelfde manier als zijn buurman van de overkant.
En toch is Carl Lans ánders dan die overbuurman. Want hij is de man: die als jongen een duikboot bouwde en dat ding tenslotte kwijtraakte omdat hij volgens plan onder water verdween…. en nooit meer boven is gekomen; die voor componist studeerde, onderwijzer werd en tenslotte zijn brood ging verdienen als ambtenaar; die bij dat alles als hobby aan sterrekunde deed en op het ogenblik alles weet over raketten en ontsnappingssnelheden, aardsatellieten, ruimtevaarders en planeten; die tenslotte hoorspelen begon te schrijven en toen bijna onvermijdelijk terecht kwam bij het ruimtevaarthoorspel, dat nu al wekenlang half Nederland in zijn greep heeft.
Het schrijven over de nog onbekende toekomst is trouwens niet iets nieuws voor Carl Lans. Hij publiceerde al eens een fantastisch verhaal in het tijdschrift „Podium” en enkele jaren geleden bood hij de Nederlandse radio-omroepen ‘n ander science-fictionhoorspel aan, dat nóg beklemmender was dan „Testbemanning”.
Dat hoorspel heet „Advent” en het speelt in een wereld, die bijna geheel verwoest is door een atoomoorlog. Alleen op enkele plaatsen wonen nog mensen. Ook op een eilandje in zee: het laatste stukje van Nederland, dat niet door het opgezweepte water verzwolgen is. Er gebeuren vreemde dingen op dat eiland: de bewoners ervan worden belaagd door boosaardige monsters, die hun afschuwelijk uiterlijk te danken hebben aan de radio-actieve straling, die na de atoomoorlog over de wereld is getrokken.
Jammer genoeg is „Advent” nooit door de radio uitgezonden. Hoewel het een godsdienstig spel is, komen er allerlei verwikkelingen in voor, die in strijd zijn met de principes, waarmee onze programmaleiders rekening hebben te houden.
Was het nu een moeilijke opgave om „Testbemanning” te schrijven? — ach, wat is moeilijk. Ik ben begonnen met een tekening te maken van de Alpha III; een tekening, zoals jullie die op de vorige pagina in kleur zien afgebeeld; helemaal opengewerkt, zodat je alles kunt zien: het gyrodek en de atoomreactor, de slaapkubikels en de eetmachine, het proxischerm, waarmee de bemanning de ruimte afspeurt en zelfs de stalen laddertjes, waarmee Joost en Huub en de anderen van het ene dek naar het andere klauteren. Die tekening had ik nodig: niet alleen om me het interieur van de raket goed te kunnen voorstellen, maar ook om me niet te vergissen. Want als ik voor één ding bang geweest ben — dan is het wel om een fout te maken waarop kenners van de ruimtevaart me zouden kunnen betrappen. Alles aan de Alpha is wetenschappelijk verantwoord — ook al bestaat de reusachtige raket alleen in mijn verbeelding en al zijn veel onderdelen ervan nog niet uitgevonden. De Alpha III zóu kunnen starten…. als onze geleerden de moeilijkheden al hadden opgelost, die zo’n vlucht oplevert. Tot op het laatste ogenblik heb ik de technische gegevens van de Alpha en van het avontuur van mijn bemanning aangepast aan de ruimtevaartresultaten van Cape Canaveral en van de Russische proeven: wat dat betreft is het luisterspel dus erg actueel.
Een andere moeilijkheid was, dat ik in de eerste delen van het hoorspel Nederland moest beschrijven, zoals het er omstreeks het jaar 2000 uit zou zien. Geen auto’s meer maar rolmobiles; een spoorwegstelsel, dat onder de grond verdwenen is; een „rolweg” in Den Haag (dat Grootsgravenhage heet en zich uitstrekt van Monster tot Voorschoten) ..en een reusachtige raketbasis op Oostschiermonnikoog, dat geen eiland is maar een deel van de ingepolderde Waddenzee. Op Schiermonnikoog worden de belangrijkste ruimtevaartproeven van de wereld gehouden; niet omdat Nederland in het jaar 2000 een wereldmogendheid is geworden, maar om de eenvoudige reden, dat Rusland en Amerika elkaar nog steeds niet vertrouwen en raketproeven met wederzijds goedvinden laten houden op „neutraal” gebied. De allerbeste ruimtevaarders uit die tijd — dat zijn de Nederlanders. Alweer niet, omdat wij daar in de 21e eeuw zo’n bijzonder feeling voor hebben — maar omdat de Russen en de Amerikanen elkaar in de ruimte niet kunnen verdragen.
Toen ik een punt zette achter de laatste zin van deel 29 was het alsof ik afscheid nam van een stel hele goeie vrienden. Want ik kende ze allemaal door en door: Joost Ros, die al die tijd de zware verantwoordelijkheid gedragen had voor het welzijn van de Alpha en haar bemanning; de Rotterdammer Jaap, die me zo herinnerd had aan mijn eigen jeugd in ‘s werelds tweede havenstad; Elsje van Meeteren, die tijdens de reis van de Alpha van een verwaand nest verandert in een lieve jonge vrouw; dr. Thompson, die zich zo verdacht maakt en toch niet anders handelen kon omdat hij geen mens…. maar nee, dat kan ik nog niet verklappen.. Ik kende ook de geheimzinnige wezens, die jullie in het hoorspel nog zullen ontmoeten en die zo’n lage dunk hadden van ons, Terranen. Ook van hen kan ik niets vertellen: jullie zien ze op de kleurenpagina hiervoor, maar wie het zijn en wat ze doen…. dat moet nog een geheim blijven.
Van al die mannen, in mijn eigen fantasie geschapen, moest ik afscheid nemen — en je kunt het geloven of niet: dat viel niet mee. En nóg ben ik zo bevriend met hen allen, dat ik elke zondagavond ademloos hun avonturen volg. Misschien wel met het dwaze idee, dat er tóch nog iets onverwachts gebeurt — iets, waar ik zelf niets van weet. Een grapje van Léon Povel bijvoorbeeld, de regisseur van „Testbemanning”, die het hoorspel intussen evengoed kent als ik en er voor gezorgd heeft, dat de uitzending ervan een juweeltje geworden is en dat de geluiden ervan zó beklemmend zijn, dat ik elke keer opnieuw weer de spanning langs mijn rug voel kruipen. Misschien.. misschien, dat er nog iets vreemds gebeurt.
Maar áls dat gebeurt.. dan ben ik er onschuldig aan. Dan heeft Povel dat gedaan.. of de kaboutertjes.. of misschien wel de geheimzinnige wezens uit de vliegende schotels, die dan hier, dan daar weer eens gezien worden. Hoog in de lucht.. als een vloot van bewakers, die op bevel van wie weet welke regering in het heelal een oogje houden op ons, domme aardbewoners. Omdat we het niet laten kunnen met atoombommetjes te spelen en de atmosfeer vol te stoppen met dezelfde radio-activiteit, die in mijn hoorspel „Advent” zulke verschrikkelijke gevolgen heeft gehad. En waarom zouden die wezens niet eens een kijkje gaan nemen in de KRO-studio’s? Om een beetje te spelen met de bandjes, waarop mijn hoorspel is vastgelegd? Misschien zou er dan….”
Maar dan duikt Carl Lans weer in de boeiende wereld van niet-gebeurde dingen; in het rijk van de science-fiction waar bliksemsnelle raketten van planeet naar planeet springen en waar ver buiten de wereld-van-alledag ruimtevaarders uit alle delen van het heelal strijd leveren met elkaar of met de geheimzinnige krachten van de kosmos.
Behalve door auteur Carl Lans is „Testbemanning” ook „gemaakt” door de mensen van de radio; door de regisseur, die ervoor zorgen moest, dat de geschreven tekst in „geluid” werd omgezet en door de hoorspelspelers, die met hun stemmen mensen uit de 21e eeuw tot leven moesten wekken. Wat is hiin mening over dit fantasierijke en ongebruikelijk-lange serie-hoorspel; zijn ze er door geboeid of vonden ze het vervelend; houden ze van toekomstfantasiën of geloven ze niet eens in de ruimtevaart? ROMANCE vroeg dit aan regisseur Léon Povel en aan de acteurs Johan Walhain, Frans Somers, Jan Borkus, Paul Deen en Jo Nobel. En uit al die interviews kwam toen één verrassende conclusie: terwijl Léon Povel wég was van „Testbemanning” vonden de spelers het luisterspel niet zó geweldig. De zes zeiden er dit van:
Léon Povel
(sinds 1948 in de radioregie)
„Wat mij betreft: ik vind „Testbemanning” geweldig; ik ben er door geboeid vanaf ‘t moment, dat ik het eerste deel ervan onder ogen kreeg. Het onderwerp heeft me gegrepen en de vernuftige wijze, waarop het is uitgewerkt; ik heb mijn vingers afgelikt voor de opgave om 180 splinternieuwe geluiden te bedenken (dat deed ik overigens niet alleen; de geluiden in „Testbemanning” zijn het werk van een driemanschap: geluidsinspicient André du Bois, geluidstechnicus Ad van de Ven en ik) en wat me vooral getroffen heeft, dat is de wijze, waarop Lans in zijn spel mensen heeft laten optreden. Bij „Sprong in het Heelal” miste ik dat; de figuren hadden daarin geen eigen gezicht. „Testbemanning” heeft echter veel psychologische kanten; er komen menselijke conflicten in voor en daarom zijn de personen échter, menselijker.
Ik verwacht van „Testbemanning” dat het een even groot of misschien zelfs een nog groter succes zal hebben dan de „Sprong” — en dat zou ik erg leuk vinden voor Carl Lans, die voor ons als sciencefictionschrijver een complete verrassing is geweest. We wisten niet eens, dat er in Nederland auteurs waren, die zich met dit soort toekomstfantasieën bezig hielden.
Johan (Jopie) Walhain
(in de rol van Joost Ros)
„Het hoorspel van Lans heeft me wel geboeid, maar ik kan niet zeggen, dat het me méér gedaan heeft dan menig ander hoorspel of toneelstuk, nee. Wat ik wel interessant vind is, dat de schrijver zijn personen karakter heeft gegeven; hij heeft zijn ruimtevaartfantasie niet gebruikt om de fantasie alleen, maar vooral om de invloed ervan op de mens weer te geven. En dat is een verdienste op zich. Ik ben alleen benieuwd of iedereen de diepere zin van „Testbemanning” zal begrijpen; het is namelijk méér dan alleen maar een avontuurlijk verhaal. Van ruimtevaart? Nee, daar weet ik weinig van en het interesseert me maar matig. Ook na 29 delen ruimtevaarthoorspel —daar herinner ik me alleen van, dat het een hele kluif was.”
Frans Somers
(in de rol van Huub, navigator)
„Ik kan niet zeggen, dat ik „Testbemanning” een meer dan middelmatig hoorspel vind. Naar mijn mening was „Sprong in het Heelal” beter: het spel van Lans heeft teveel tijd nodig voor het „van de grond komt”; voor er werkelijk iets essentieels in gebeurt. Bovendien vind ik het te technisch; ik ben bang, dat veel luisteraars het niet allemaal zullen begrijpen. Ook de dialoog vond ik niet zo best; te ingewikkeld vaak en te weinig gewone spreektaal. Dat wil allemaal niet zeggen, dat ik er niet met plezier aan gewerkt heb; toen we de technische termen een beetje te pakken hadden begon m’n rol me toch wel te boeien. Maar voor het zover was…. Man, wat hebben we moeten lachen om al die niet uit te spreken woorden, die we moesten gebruiken alsof het allemaal gesneden koek voor ons was….”
Paul Deen
(in de rol van Dirk, elektronicus)
„Ik zal het je ronduit zeggen: het was een enig hoorspel, echt waar. Die Lans heeft een onuitputtelijke fantasie, maar als je rekent, dat ik een vliegtuig al éng vind.. En al die technische termen: we werden er gewoon lacherig van, wil je dat wel geloven? Maar knáp is het, dat wel, en toen ik er een beetje aan gewend was, hebben vooral de verrassende ontwikkelingen me erg geboeid. Maar ruimtevaart…. nee, brrr…. niks voor mij hoor!”
Jan Borkus
(in de rol van Jaap, cyberneticus)
„Ik geloof wel, dat „Testbemanning” vooral de jeugd wel zal boeien. Maar zelf vond ik het spel niet zo best en vooral: erg moeilijk te begrijpen. Dat is een heel verschil met „Sprong in het Heelal”, waarin ik de rol speelde van Jimmy Barnett, weet je nog? Daar heb ik veel meer plezier aan beleefd dan aan de rol van Jaap. Ook de dialoog van Lans vond ik niet best; ze „bekte” niet, zoals wij dat dan zeggen. Bovendien was ik doodmoe toen we alle 29 delen hadden opgenomen; het was echt wel een beetje te lang, vond ik. Omdat ik bij de vaste hoorspelkern ben, speel ik toch wel zo’n 175 rollen per jaar. Maar ik kan niet zeggen, dat deze rol er op een of andere manier bovenuit stak, bepaald niet. Het was er een van de vele — en lang niet de beste.”
Jo Nobel
(in de rol van dr. Thomson, coordinator)
„Ik heb één bezwaar tegen „Test-bemanning”: het is naar mijn mening veel te ingewikkeld voor de luisteraars. Er wordt maar gesmeten met technische woorden en begrippen, zonder dat daar voldoende uitleg bij gegeven wordt. En dat vind ik echt een zwak punt in dit spel. Ik ben vooral bang, dat veel luisteraars na de eerste aflevering opgehouden zijn met luisteren, omdat dat inleidende deel, waarin nog weinig gebeurt, hen maar matig boeide — heel anders bijvoorbeeld dan in „Sprong in het Heelal”, waarin de luisteraar al meteen midden in de avonturen zat. Waar ik het wel met alle andere spelers over eens ben is, dat Povel fantastisch werk gedaan heeft: hij heeft het spel echt op poten gezet. Niet alleen wat het geluid betreft maar ook door er voor te zorgen, dat wij, acteurs met weinig technische aanleg, iets van het spel begrepen en enthousiast bleven. Als er naast Lans iemand een pluim verdient — dan is dat in dit geval de regisseur.”
Met dank aan Gerard Leeuw.