Léon Povel: Er is geen definitie…

Geronimo hoorspelen logo

Bron: Goede Ontvangst. Nummer 4 vijftigste jaargang.

Léon Povel zit achter zijn bureau. Hij verbergt zijn gezicht in zijn beide handen en zwijgt. Hij denkt na. Hij zoekt de formule waarin hij zich kan uitdrukken wat een absoluut hoorspel is en wat niet…

Als hij weer opkijkt, schudt hij zijn hoofd en maakt een gebaar van machteloosheid. Dan komen de woorden: “Eigenlijk is het niet te definiëren. Eigenlijk kan dat niet. Maar het is er…”

Zo, op het allereerste gezicht, ziet Léon Povel, gekleed in een aanmerkelijke hoeveelheid manchester, er uit als een bezield jeugdbeweger. Hij is niet groot en maakt veel gebaren. Hij vouwt zijn handen over zijn gezicht, sterkt ze uit en als hij het heeft over een melodie, maken ze een sierlijke, golvende beweging. In zijn borstzak draagt hij een blauwe, een rode en een groene balpointpen.

Léon Povel is een zorgvuldige man. Voordat hij ergens over gaat praten, wil hij precies afgebakend zien waar het zwaartepunt van het gesprek zal liggen.

Gaat het over hemzelf: “Dan kun je beter andere mensen laten praten, die geven een scherpere schets.” Over het hoorspel dus…. En dan komt de worsteling om de formule, om de definitie….

Léon Povel kwam in 1932, als twintigjarige bij de K.R.O. Hij was drie jaar omroeper en schakelde toen over op de reportage. Zijn eerste opdracht: een verslag van het planten van de Juliana-boom in Haarlem. Na zes jaar reportage: de oorlog.

Na de oorlog terug in oude baan, met nieuwe ideeën. Hij begon met reportage-klankbeelden. Het was voor Léon Povel een gebrek dat hij zo afhankelijk was van wat er gebeurde. Hij vond het klankbeeld uit. De regie werd steeds meer een hoofdfactor. En zo kon het niet anders dat zijn zucht om nooit afhankelijk te zijn van gebeurtenissen, waarin hij niet zelf de hand had, zich ontwikkelde tot de hoorspelregie.

Léon Povel
Léon Povel

“Waar liggen de grenzen. Wat is het verschil tussen hoorspel en klankbeeld. Een dialoog van een uur kan ook een hoorspel zijn. Een absoluut hoorspel? Een spel, dat alleen door het medium radio, in deze vorm is te brengen? Maar die dialoog kan ook een film worden of een toneelstuk.”

Hij tast verder: “Het radio-eigene is, dat het medium niet aan één plaats van handeling gebonden is. Maar ook een film kan in één minuut op twintig plaatsen tegelijk zijn.”

Weer een stap: “Absoluut hoorspel is het door middel van klank en woord overbrengen van een emotie; een gebeurtenis suggereren op een wijze, zoals dat door een ander medium niet op dezelfde manier zou kunnen.”

Léon Povel roert, al pratend, in zijn koffie. De beweging stokt als hij zwijgt en weer – lang – nadenkt. “Met wat zinnen, muziek, geluiden kun je auditief een beeld overbrengen. Het zou alleen doodvermoeiend zijn om er een half uur naar te luisteren. Maar die dialogen, die muziek en die effecten…. niemand kan vertellen wat het is, maar je hebt iets ervaren.

Ik heb een hoorspel gehad over een neger als slaaf in een fabriek. Tien minuten gesproken woord in een half uur. De rest muziek en geluid. Dat had een experimentele kans. Je hoort al die elementen in hun samenhang en je zegt na afloop: “Potverdorie, wat een toestand in die fabriek.” Dat kan niet anders.

“Kijk, ze zijn eigenlijk begonnen met gewoon maar een verhaal te vertellen. Toen greep men verder naar de letterlijke toneelteksten, met alles wat er in stond. Daarna zijn ze erbij gaan uitbeelden wat je niet zag, waardoor iedere luisteraar, in zijn eigen gedachtensfeer, een eigen decor kon ophangen.” Maar een definitie is eigenlijk niet te stellen. Hoewel, we kunnen er over praten.

Er zijn nog, weinig gebruikte, mogelijkheden genoeg om het hoorspel uit zijn sleur van scène – muziek – scène te halen. Van het absolute hoorspel kun je niet zeggen, dat het beter is dan het gewone. We zouden graag de weg op willen die leidt naar het loslaten van tot nog toe gebruikte vormen en schema’s, om – door toevoeging van andere auditieve middelen – datgene over te brengen waarvoor je anders een verteller nodig zou hebben.

We moeten zoeken naar nieuwe vormen. En daar ligt ook voor de hoorspelschrijvers een taak. De jongere schrijvers van nu hebben inderdaad nog wel ambitie voor het hoorspel, alleen ik weet niet wat ze bedoelen. Vooral niet als ze experimenteel willen werken, dan laat je zo’n schrijver eens komen om er over te praten.

Uit het persoonlijk archief van Dhr. Povel, met dank aan John Beringen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *